Blootstellingsnormen

Nodige maatregelen

Hieronder vindt u een overzicht van (overheids)maatregelen die volgens ons nodig zijn om de stralingsniveaus te beperken en de volksgezondheid te beschermen:

1. Een stralingsnorm van maximum 0,6 Volt per meter (=1000 µW/m²)

2. Verstandige inplanting van antennes en masten, onderscheid tussen dekking buitenshuis en binnenshuis

3. Openbaar vervoer: zones zonder wifi en zonder gebruik mobiele apparaten (gsm, smartphone, tablet)

4. Zorgen voor stralingsarme zones + afschaffen verplichte dekkingsgraad

5. Geen draadloze technologieën op kwetsbare en openbare locaties

6. Een moratorium voor nieuwe mobiele netwerken/frequenties en grootschalige WiFi-zones

7. Sensibiliseringscampagne verantwoord gsm-gebruik

8. Beschermen kwetsbare groepen

9. Ondersteuning voor elektrogevoelige mensen

10. Stimuleren ontwikkeling stralingsarme technologieën

11. 's Nachts het zendvermogen van de antennes verlagen

12. Visueel aanduiden van antennes

13. Gebruik van glasvezelkabel voor het doorseinen tussen zendmasten onderling


1. Een stralingsnorm van maximum 0,6 Volt per meter (=1000 µW/m²)

 

Voor alle (radio)frequenties samen genomen. Op termijn kan gestreefd worden naar een norm van 0,2 V/m of zelfs 0,06 V/m. Meer info vindt u onder onder 'Blootstellingsnormen'.

2. Verstandige inplanting van antennes en masten, onderscheid tussen dekking binnenshuis en buitenshuis


Antennes geplaatst op voldoende afstand van bewoning en kwetsbare locaties (scholen, ziekenhuizen, woonwijken, etc.) en met inspraak van de lokale bevolking over de locatie. Indien er toch antennes op korte afstand van kwetsbare locaties komen, kan een extra belasting op de antennes worden geheven die men kan gebruiken om de gebouwen in kwestie af te schermen van de binnenkomende straling.

Geen extra antennes op plaatsen waar er reeds een perfect bereik is.

Antennes worden best zo hoog mogelijk geplaatst en het zendvermogen zo laag mogelijk gehouden, zoals voorgesteld door het Kennisplatform Veilig Mobiel Netwerk.

Het mobiele netwerk van de toekomst zou zo gemaakt moeten worden dat zendantennes buitenshuis niet langer voor het bereik binnenshuis moeten zorgen. Het bereik/netwerk binnenshuis kan, indien gewenst door de bewoners/gebruikers, op een andere manier worden voorzien, bv. via wifi, LiFi, etc. Daardoor kunnen dan de zendantennes buitenshuis veel minder hard gaan ‘stralen’ en wordt ongewenste stralingsoverlast aanzienlijk beperkt.

Zie met name dit manifest (2019) voor het mobiele netwerk van de toekomst, van de Zwitserse organisatie 'frequencia':
https://web.archive.org/web/20210518103553/https://www.frequencia.ch/fr/2019/12/19/manifeste-pour-une-couverture-du-reseau-mobile-orientee-vers-lavenir-vers-une-restructuration-du-reseau-mobile-visant-une-reduction-de-lexposition-aux-rayonnements/.


Zie ook dit persbericht van het Zwitserse initiatief SaferPhone (2022):

"Ongeschikt netwerkconcept
 
Het huidige netwerkconcept voor mobiele telefonie is 30 jaar oud. Het is oorspronkelijk ontworpen voor mobiele communicatie buitenshuis. Tegenwoordig vindt meer dan 80% van de zogenaamde mobiele communicatie binnenshuis plaats. De verbinding wordt gemaakt via een antenne die zich buiten bevindt. De straling moet door muren, betonplaten en stralingsblokkerend glas dringen. Daarom stralen antennes zo sterk. Het is alsof we gedwongen worden om onze huizen, met de gordijnen dicht, te verlichten met enorm felle straatlantaarns."

3. Openbaar vervoer: zones zonder wifi en zonder gebruik mobiele apparaten (gsm, smartphone, tablet)

Op elke trein moeten minstens enkele coupés zijn waar geen wifi aanwezig is, en minstens één coupé waar men niet met de gsm mag bellen en waar ook gebruik van de smartphone/tablet niet toegelaten is. Ook op bus, metro en tram zijn zulke stralingsarme zones nodig, voor mensen die niet passief blootgesteld willen worden door de gsm/smartphone van anderen.

Uit metingen blijkt dat bellen met de gsm in een voertuig leidt tot significant hoge stralingsniveaus, zelfs tot op enkele meters afstand van de persoon die met de gsm belt. Ook omstanders (waaronder kinderen, zwangere vrouwen, etc.) krijgen dus de volle lading. Dit is onaanvaardbaar en vraagt om dringende maatregelen.

4. Zorgen voor stralingsarme zones + afschaffen verplichte dekkingsgraad

In steden en gemeenten zouden draadloosvrije en stralingsarme zones ('zones blanches') of gebouwen voorzien moeten worden. Concreet gaat het om locaties zonder zendinstallaties in de buurt en waar geen draadloze technologieën aanwezig zijn.

Dergelijke zones zijn onontbeerlijk om een menswaardig leven te garanderen voor elektrogevoelige personen, maar zijn ook belangrijk voor mensen die niet tegen hun wil aan onnodig veel straling willen worden blootgesteld.

Gerelateerd hieraan vragen wij om een afschaffing van de verplichting voor de operatoren om een volledige dekkingsgraad te bieden in het hele land (zoals vastgelegd in Het Koninklijk Besluit van 18 januari 2001).

5. Geen draadloze technologieën op kwetsbare en openbare locaties

Het gebruik van draadloze technologieën op kwetsbare en openbare locaties, zoals ziekenhuizen, scholen, rusthuizen, universiteiten, bibliotheken, aan banden leggen. Er is nood aan afgebakende, afgeschermde wifi-zones, zoals ook de Finse stralingsexpert Dr. Dariusz Leszczynski adviseert.
 

6. Een moratorium voor nieuwe mobiele netwerken/frequenties en grootschalige WiFi-zones op openbare plaatsen

7. Sensibiliseringscampagne verantwoord gebruik van gsm en smartphone

Mensen moeten aangemoedigd worden om hun gsm op een verstandige manier te gebruiken. Hier bestaan een aantal heel eenvoudige richtlijnen voor (zie onze 10 tips voor een verantwoord gsm-gebruik) en het is de taak van de overheid om de gehele bevolking vertrouwd te maken met deze richtlijnen. 

8. Beschermen kwetsbare groepen

  • Verbieden van gsm-gebruik bij kinderen en ontmoedigen bij jongeren onder de 16 jaar
  • Gsm-gebruik door zwangere vrouwen ontmoedigen

9. Ondersteuning voor elektrogevoelige personen

  • Garanderen van een stralingsarme woonplaats, bijv. door het op lokaal niveau voorzien van stralingsarme gebouwen (naar analogie met de allergeenarme woningen die in Nederland worden voorzien voor mensen met een allergie) en/of een financiële vergoeding voorzien voor de  aankoop van stralingsafschermende materialen

  • Werkgevers aanmoedigen/verplichten om de werkplaats aan te passen als deze problemen geeft voor een elektrogevoelige werknemer

  • Op lokaal niveau bemiddeling voorzien voor personen die klachten ondervinden door draadloze technologieën bij de buren en waar deze buren niet bereid zijn deze technologieën te verplaatsen of vervangen

10. Stimuleren ontwikkeling stralingsarme technologieën

Fabrikanten moeten aangemoedigd worden om hun mobiele en draadloze technologieën zo stralingsarm mogelijk te maken.

Fabrikanten van draadloze DECT-telefoons zouden bijvoorbeeld enkel nog stralingsarme modellen op de markt mogen brengen (= geen straling wanneer men niet belt en vermogen aangepast aan afstand tot basisstation). Zulke modellen bestaan reeds dus technisch is het perfect mogelijk.

Op WiFi-routers zou een simpele aan/uit-knop moeten staan. Ook kunnen producenten de mogelijkheid bekijken dat gebruikers op een router kunnen instellen tot op welke afstand het signaal nodig is. Bewoners van bijv. een appartement kunnen dan een kortere afstand instellen dan mensen die wonen in een huis. Het vermogen wordt dan aangepast aan de benodigde afstand, waardoor men de straling zo laag mogelijk houdt en onnodige bestraling van de buren wordt vermeden.

Zie ook ons artikel 'Productnormen voor WiFi en DECT kunnen straling aanzienlijk verminderen'.  

 11. 's Nachts het zendvermogen van de antennes verlagen

Omdat er 's nachts veel minder gebeld wordt, is er minder zendvermogen nodig. Door het zendvermogen van de zendantennes 's nachts te verlagen wordt de stralingsbelasting 's nachts aanzienlijk minder. Dit is belangrijk omdat EM straling in verband wordt gebracht met slaapstoornissen. Deze maatregel zou direct kunnen toegepast worden, bovendien zonder investeringskosten voor de providers.

Een andere optie zou zijn dat 's nachts slechts de antennes van één telecomoperator geactiveerd blijven, met een beurtrolsysteem.

12. Visueel aanduiden van antennes 

Pico-antennes die de operatoren bijv. in drukke winkelstraten plaatsen moeten goed zichtbaar aangegeven zijn. Op die manier kunnen mensen de nodige afstand houden (bijv. zwangere vrouwen).

Ook antennes en basisstations die binnenin gebouwen worden geplaatst (WiFi, DECT, ...) moet men heel duidelijk aanduiden met bijv. een stralingsicoon.
 

13. Gebruik van glasvezelkabel voor het doorseinen tussen zendmasten onderling

 Toelichting van Professor Moshchalkov (KU Leuven) in het artikel 'We kunnen perfect bellen met minder antennes': 

"Wanneer je in België met je gsm belt wordt dat signaal opgevangen door een antenne in je buurt. Die straalt op zijn beurt door naar andere antennes tot het signaal is aanbeland bij een mast in de buurt van de persoon met wie je belt. Al die antennes die bij dat proces betrokken zijn geven straling af. Voor een optimale dekking en voor het doorseinen van grotere hoeveelheden informatie zijn steeds meer antennes nodig. Veel logischer is om het met minder antennes te doen en de signalen via de glasvezelkabel, die bovendien sneller is en een grotere capaciteit heeft, door te sturen naar een andere antenne."

 

************* 

Stopumts.nl maakte een nuttige compilatie van maatregelen die wereldwijd reeds rond straling werden genomen. U vindt de PDF terug hier. Zie ook de webpagina van Environmental Health Trust: International precautionary actions by Governments, Authorities and Schools.

 

 

 

Wetgeving en politiek

Maak uw keuze in het menu links.

Blootstellingsnormen


Waarom volstaan de huidige blootstellingsnormen niet? Samenvatting.


De internationaal bepaalde blootstellingsnormen (vastgelegd door het dubieuze ICNIRP-comité) zijn gemaakt op maat van de telecomindustrie en beschermen onze gezondheid in het geheel niet. Ze zijn gebaseerd op het gedurende 6 of 30 minuten blootstellen van een kunsthoofd gevuld met vloeistof, dat model moet staan voor een menselijk hoofd. Als die vloeistof niet al te sterk opwarmt (minder dan 1°C) bij een bepaalde stralingsniveau, zitten we ‘safe’, aldus de internationale norm.

Deze norm mag dan wel verhinderen dat een kortdurende blootstelling onze hersenen aan de kook brengt, ze gaat voorbij aan een medisch basisfeit: een mens is meer dan een omhulsel gevuld met vloeistof. Ze gaat voorbij aan het feit dat een mens beschikt over miljoenen neuronen en celmembranen die zélf functioneren via elektromagnetische activiteit en signalen, vatbaar voor verstoring van buitenaf.

Wie enige ‘real life’ meetervaring heeft met straling en bij welke niveaus mensen last beginnen krijgen, weet dat de huidige norm ongeveer even relevant is als een snelheidslimiet van 3.000.000 km/u dat zou zijn voor het autoverkeer. Die limiet 50 of 100 keer strenger maken bij wijze van ‘voorzorgsfactor’ verandert daar niks aan.

Bij officiële metingen om te bepalen of de norm op een bepaalde plaats overschreden wordt, zal men bovendien een berekening maken van de ‘gemiddelde’ blootstelling over een aantal minuten. Door het berekenen van een dergelijk ‘gemiddelde’ worden hoge stralingspieken uitgevlakt en krijgt men een artificieel lage voorstelling van de blootstelling. Vanuit biologisch-medisch oogpunt zijn het juist de hoge, scherpe stralingspieken die zo schadelijk zijn.

Vergelijk het met geluid. Stelt u zich enerzijds de geluidsblootstelling voor van doorlopend verkeer op de achtergrond of het geluid van een kleine groep pratende mensen. Stelt u zich anderzijds de blootstelling voor van een serie enorm luide maar korte knallen die zich om de zoveel seconden voordoen, afgewisseld door momenten van stilte. Volgens de methode gebruikt voor stralingsblootstelling zal men van die knallen het gemiddelde gaan berekenen over langere tijd, waardoor men in beide situaties aan een gelijk aantal decibels uitkomt. Maar uiteraard is de impact op ons organisme van die korte luide knallen totaal anders, zeker wanneer deze 24u/24 aanwezig zijn! Het is een berekenmethode bepaald door 'telecom-friendly' ingenieurs, die helaas geen kennis hebben van biologie of geneeskunde.  

Voor 5G heeft het ICNIRP besloten om de periode waarover het gemiddelde berekend wordt nog verder te verlengen, naar 30 minuten, wat zal toelaten om de hoge stralingspieken nog beter te verdoezelen en bij een lage waarde uit te komen die de reële blootstelling foutief laag voorstelt.

Meer en meer wetenschappers wereldwijd zijn van mening dat de huidige blootstellingsnormen voor elektromagnetische straling véél te laks zijn en drastisch verstrengd moeten worden. Ook in België zijn de normen veel te laks. Onafhankelijke wetenschappers pleiten voor een maximale blootstellingsnorm van 0,6 of zelfs 0,2 V/m.  

Naast de stralingsintensiteit wordt de schadelijkheid van straling ook bepaald door het 'gepulseerd' karakter en door de specifieke (puls)frequenties. Hier is meer onderzoek naar nodig, zodat ook hier veiligheidsrichtlijnen voor ontwikkeld kunnen worden.

Basis van de huidige normen

De normen in België

De norm in Vlaanderen

Wat is er mis met de normen?

Negationisme bij gezondheidsinstellingen

Wat is een veilige norm?

Is een strengere norm technisch haalbaar?

Onderscheid maken tussen netwerk binnenshuis en buitenshuis

Misverstanden over een strengere stralingsnorm

(NB: we hebben het op deze pagina specifiek over de normen voor radiofrequente elektromagnetische straling, afkomstig van gsm's, gsm-antennes, draadloze toepassingen, etc.)

Basis van de huidige normen

De meeste landen wereldwijd baseren hun stralingsnormen op de aanbevelingen van de beruchte International Commission of Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), een comité van wetenschappers en ingenieurs. Deze aanbevelingen dateren uit 1998.

Ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) nam deze geadviseerde blootstellingslimieten over en de Raad van de Europese Unie (aanbeveling 1999/519/EG).

Het ICNIRP wordt al jarenlang hevig bekritiseerd. Het is een privé-comité zonder enige medische of publieke bevoegdheid. Het comité kiest zelf wie lid kan worden, de selectieprocedure is niet openbaar en niet transparant. Het ICNIRP heeft nauwe banden met de telecomindustrie. De talloze studies die wijzen op schadelijke effecten worden systematisch genegeerd en doodgezwegen.

  •  A Radiant Day (2010): interessante Noorse documentaire (Engels ondertiteld) over hoe de ICNIRP normen tot stand kwamen en de dominante rol die de telecomindustrie en het militaire wezen daarbij gespeeld hebben. Part 1, part 2, part 3, part 4, part 5 (youtube).

De normen in België

Tot begin 2009 had België een federale stralingsnorm. Op de normen aanbevolen door het ICNIRP, werd een 'veiligheidsfactor' van 4 toegepast. De normen in België waren dus 4 keer 'strenger'. Afhankelijk van de frequentie varieerde de norm van 20 tot 30 V/m (= 1-2.000.000 microwatt per vierkante meter. Klik hier voor een omzettingstabel).

Het toepassen van een 'veiligheidsfactor' 4 op normen die op zich met een factor 100 of 1000 te hoog zijn, maakt in de praktijk geen verschil uit.

Het feit dat in de stralingsnormen een veiligheidsfactor ingecalculeerd was, gebruikte men vaak als argument om te stellen dat we in België al goed beschermd waren en dat we ons nergens zorgen over moeten maken. Verderop zullen we duidelijk maken dat dit absoluut niet het geval is.

Brussel

In 2007 besliste het Brusselse Parlement in een ordonnantie om de stralingsnormen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te verlagen naar 3 V/m (=25.000 µW/m²). Het gaat om een totaalnorm (cumulatieve norm) voor de straling afkomstig van alle zendinstallaties, op enkele uitzonderingen na. In september 2009 werd deze norm effectief van kracht.

Naar aanleiding van de nieuwe Brusselse norm startte er een procedure bij het Grondwettelijk Hof, omdat de gsm-operatoren stelden dat stralingsnormen geen gewestelijke bevoegdheid zijn. Het Hof gaf de operatoren echter ongelijk en besliste dat de Gewesten hun eigen stralingsnormen kunnen vastleggen. Deze beslissing maakte dus een einde aan de federale stralingsnorm. Vanaf nu was het een gewestelijke bevoegdheid. Vlaanderen, Wallonië en Brussel moesten dus hun eigen normen opstellen.

In Brussel gold vervolgens een totaalnorm van 3 V/m, hetgeen een verbetering inhield ten opzichte van de vroegere federale norm. In de praktijk bleek er echter een en ander mis te lopen, zoals wordt duidelijk gemaakt in het volgende artikel 'Wat is er mis met de Brusselse stralingsnorm?' (door het Brussels collectief 'Dé-mobilisation').

In 2013 ontstond heel wat hetze in de media omdat de nieuwe stralingsnorm zogezegd te streng zou zijn en de uitrol van het 4G-netwerk zou verhinderen. Onder druk van de telecomoperatoren werd de stralingsnorm opnieuw versoepeld. In een ordonnantie van januari 2014 werd een nieuwe stralingsnorm vastgelegd van 6 V/m (meer informatie in het Frans op www.grondes.be en FR/NL op www.demobilisation.wordpress.com). 

Wallonië

Intussen hadden ook het Vlaams Parlement en het Waals Parlement al initiatieven genomen voor een (iets) strengere stralingsnorm. In Wallonië heeft men uiteindelijk, dankzij stevig lobbywerk uit de telecomsector, gekozen voor een norm van 3 V/m per operator/antenne. In tegenstelling tot de Brusselse norm gaat het dus niet om een totaalnorm. In Wallonië werd er geen totaalnorm vastgelegd voor de straling van alle antennes die op een willekeurig punt (bvb. in een woonkamer) meetbaar zijn. Het gaat dus om een totaal ontoereikende norm, die zeer hoge stralingsniveau's toelaat. 

Vlaanderen

Het Vlaams Parlement heeft in 2009 in een unaniem goedkeurde resolutie gevraagd aan de Vlaamse regering om de norm te verlagen naar een totaalnorm van 3 V/m (voor alle stralingsbronnen samen). Toenmalig Minister van Leefmilieu Crevits had beloofd deze norm voor het einde van haar legislatuur in een wet om te zetten, maar dat bleek een loze belofte te zijn.

Haar opvolgster Joke Schauvliege bleek evenmin gehaast om de volksgezondheid te beschermen. Pas in april 2010 kwam de Minister met haar voorstel: een norm van 3 V/m... per antenne en een totaalnorm van 20,6 V/m. Minister Schauvliege sloeg zo menigeen met verstomming: ze negeerde zorgeloos het advies van de Hoge Gezondheidsraad (een totaalnorm van 3 V/m) en ze trad schaamteloos haar eigen beloften als parlementslid met de voeten (een totaalnorm van 3 V/m en streefwaarde 0,6 V/m). Bovendien ging de Minister in tegen de democratische wil van het parlement, dat een totaalnorm van 3 V/m vroeg.

 3 V/m = 25.000 µW/m²

20,6 V/m = 1.000.000 µW/m²

(omzettingstabel)

Wie zelf al eens een stralingsmeter ter hand nam en weet bij welke stralingsniveaus mensen gezondheidsklachten beginnen vertonen (voor gevoelige mensen is dat vanaf 0,05 V/m of 10 µW/m²), beseft dat de huidige Vlaamse stralingsnorm ongeveer even adequaat is als een snelheidslimiet van 3.000.000 kilometer per uur voor auto’s dat zou zijn.

Waar het om gaat is de totale blootstellingsnorm: dit is de totale hoeveelheid straling waaraan we mogen blootstaan. De Vlaamse norm houdt wat dit betreft geen enkele verbetering in tegenover de oude federale norm, ondanks het feit dat uit de wetenschappelijke en medische wereld duidelijk de vraag kwam naar een verstrenging van de verouderde federale norm.

Minister Schauvlieghe en de Vlaamse overheid willen doen uitschijnen dat zij wel degelijk voor een verbetering hebben gezorgd, namelijk door het bijkomend instellen van een extra stralingsnorm van 3 V/m per antenne. Deze norm heeft in de praktijk echter geen enkele relevantie, daar geen enkele antenne op zichzelf ooit een stralingsniveau van 3 V/m zal veroorzaken op een bepaalde verblijfsplaats. Deze norm is louter window dressing: zo kan men schermen met het getal van 3 V/m, om bij de onoplettende toehoorder de schijn te wekken dat de oorspronkelijke beloften en het advies van de Hoge Gezondheidsraad gevolgd werden.

Bij de consultaties ter voorbereiding van de nieuwe Vlaamse norm werden enkel de gsm-operatoren en andere uitbaters van zendmasten betrokken; drukkingsgroepen dus die alle belang hebben bij een zo laks mogelijke norm. Ook de Vlaamse radio-amateurs hebben met succes het nodige lobbywerk verricht. Of hoe de gezondheid van velen op het spel wordt gezet voor de hobby van enkelen.

Deze drukkinsggroepen drukten de Vlaamse overheid op het hart dat een totaalnorm van 3 V/m of strenger niet ‘haalbaar’ is. Bepaalde toepassingen (zoals 4G) worden dan moeilijk tot onmogelijk. De overheid ging mee in die redenering. Maar moet de norm niet in de eerste plaats gericht zijn op het beschermen van de volksgezondheid? Of moet ze net zo laks worden ingesteld zoals de vervuilende industrie in kwestie dat wenst, zodat zij haar technologie ongestoord verder kan gebruiken en ontwikkelen? Gezondheidsexperten vragen een totaalnorm van 3 V/m of strenger (0,6 V/m). Als bepaalde technologische producten en mobiele netwerken niet verzoenbaar zijn met deze norm, betekent dat simpelweg dat deze technologie niet verzoenbaar is met de menselijke gezondheid en van de markt moet worden genomen.

=> Persbericht Beperk de Straling: 'voorstel voor Vlaamse stralingsnorm totaal ontoereikend' (PDF, 5 april 2010)

Zie ook: Vlaamse regelgeving vergunning zendmasten maakt de burger monddood.

Nieuwe aanpassing normen in 2021

In 2021 werden de stralingsnormen in Vlaanderen opnieuw versoepeld (VLAREM wetgeving), dit keer door minister Zuhal Demir, om aan de wensen van de telecomindustrie tegemoet te komen en om 5G te kunnen uitrollen. De bezwaren tegen deze versoepelde normen werden gebundeld in deze brief die werd verstuurd in het kader van de voorafgaande 'consultatieprocedure', die de schijn moet geven dat er naar de burger en andere stemmen geluisterd wordt.

De meetprocedure werd gewijzigd na de aanpassing van de ICNIRP-richtlijnen hierover. Daar waar men vroeger het gemiddelde berekende van het stralingsniveau over 6 minuten, gebeurt dat nu over 30 minuten. Dat is een sluwe manier om de normen te versoepelen. Door het gemiddelde te berekenen over een dergelijke lange periode, worden de zeer hoge piekwaarden die men kan hebben bij 5G ‘wegberekend’ naar een veel lager ‘gemiddelde’ en is er dus geen enkele bescherming tegen deze hoge piekwaarden, terwijl deze juist de sterkste biologische effecten kunnen hebben.
Het is allemaal gekonkel en corruptie van de ergste soort, met potentieel zware gevolgen voor de volksgezondheid.

Lees meer over de nieuwe Vlaamse stralingsnormen in dit artikel van De Standaard en op de website van Departement Omgeving.
 

Tabel: een overzicht van aanbevolen (A) en wettelijke blootstellingsnormen voor radiofrequente elektromagnetische straling (10-300 Gigahertz), uitgedrukt in Volt per meter (stand van zaken 2010): 

Land of instantie

Volt per meter (V/m)

ICNIRP (A), Europese Aanbeveling 1999 (A)

41-61

Vlaanderen

20,6

China, Italië, Rusland, Bulgarije, Luxemburg, Brussels Hoofdstedelijk Gewest

6

Zwitserland

4-6

Belgische Hoge Gezondheidsraad (A), resolutie Vlaams Parlement (A)

3

Wenen

1,9

Frans Onafhankelijk Onderzoeks- en Informatiecentrum voor Elektromagnetische Straling (CRIIREM) (A)

1

BioInitiative (A), norm per basisstation in Italië

0,6

Salzburg Resolution (A), richtlijn in Salzburg

0,06

Straling nodig voor het functioneren van een gsm

0,006

Natuurlijk achtergrondniveau

0,00003

 

Wat is er mis met de normen?

De huidige normen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat straling enkel schadelijk kan zijn door opwarming van lichaamsweefsel ('thermisch effect'). Die opwarming ontstaat doordat het lichaam de stralingsenergie absorbeert. Significante opwarming vindt pas plaats bij zeer hoge stralingsniveaus (die in de praktijk zelden of nooit voorkomen).

Bovendien zijn de huidige normen enkel gebaseerd op kortetermijneffecten (blootstelling van enkele minuten). Ze bieden dus geen enkele bescherming voor de langetermijneffecten bij langdurige, chronische blootstelling (!).

De veronderstelling dat straling enkel schadelijk is door opwarming is echter al lang achterhaald. Minstens tientallen wetenschappelijke studies vonden schadelijke biologische effecten bij relatief lage stralingsniveaus, die te zwak zijn om opwarming te veroorzaken ('sub-thermische effecten'). Ook in de praktijk is al meer dan genoeg gebleken dat mensen ernstige gezondheidsproblemen kunnen krijgen bij relatief lage stralingsniveaus (vanaf 0,06 V/m of zelfs nog minder).

(Meer informatie over de andere mechanismen waardoor straling schade veroorzaakt, los van opwarming, is te vinden hier, onder 'werkingsmechanismen')

‘Oh Sam, What a man’, een humoristisch lied dat de aandacht vestigt op de absurde methode waarmee de huidige blootstellingsnormen bepaald werden. Bij stralingstesten gebruikt met een kunsthoofd gevuld met vloeistof, dat model moet staan voor een menselijk hoofd (‘SAM’ - Specific Anthropomorphic Mannequin). Als de straling de vloeistof niet al te sterk opwarmt, dan is het stralingsniveau ‘veilig’, aldus deze methode. Maar een menselijk hoofd is helaas meer dan een ballon gevuld met vloestof! Bovendien is dit kunsthoofd gemodelleerd naar de schedelafmetingen van beroepsmilitairen in de VS in 1989, dus helemaal niet representatief voor andere groepen in de bevolking, met name kinderen!

Negationisme bij gezondheidsinstellingen

Het probleem is dat gezondheidsinstellingen en allerhande wetenschappelijke expertencomités zich blijven verschuilen achter het feit dat er geen 'harde' wetenschappelijke bewijzen zijn voor deze schadelijke effecten. Voor dit onverantwoord negationisme zijn verschillende redenen. De belangrijkste is ongetwijfeld de economische belangen die op het spel staan en de enorme invloed van de telecomsector op de wetenschap.

Over de objectiviteit en neutraliteit van de wetenschap vandaag de dag hoeven we ons niet veel illusies te maken. Officiële expertencomités inzake straling zijn vaak samengesteld uit wetenschappers met banden met de telecomsector (bvb. voor de financiering van hun onderzoek) en/of uit ingenieurs die geen enkele expertise hebben inzake gezondheid. Expertencomités functioneren verder vaak in een politieke context en worden doelbewust samengesteld uit onkritische wetenschappers waarvan men weet dat ze geen standpunten innemen die bepaalde economische belangen schaden.

Een groot deel van de studies over straling wordt gefinancierd door de telecomoperatoren, wat één van de redenen is waarom er nog geen bewijzen zijn voor schadelijkheid (zie ons artikel "Er zijn geen harde bewijzen").

De absurd hoge vereisten die vervuld moeten zijn vooraleer men eindelijk begint te spreken van een wetenschappelijk 'bewijs' dienen de telecomsector, en niet de volksgezondheid. In het verleden is al gebleken dat het blijven wachten op harde, onomstotelijke bewijzen aan miljoenen mensen het leven kan kosten (asbest, tabak). Het is dan ook onaanvaardbaar dat men geen lessen trekt uit het verleden en significante wetenschappelijke aanwijzingen voor schadelijkheid blijft negeren.

Wat is een veilige norm voor radiofrequente straling?

In 2007 stelde een groep onafhankelijke wetenschappers op basis van meer dan 2000 wetenschappelijke studies een rapport op. Dit BioInitiative-rapport schuift een voorlopige stralingsnorm van maximaal 0,6 V/m (1000 µW/m²) naar voor (= de totale hoeveelheid straling waaraan iemand mag worden blootgesteld, voor alle stralingsbronnen en frequenties samengenomen) voor blootstelling buitenshuis. Het rapport kreeg een update in 2012, waarin wordt aangegeven dat 0,6 V/m wellicht nog te hoog is in het licht van de meest recente wetenschappelijke studies en wordt er eerder gepleit voor 0,2 V/m.

Andere onafhankelijke wetenschappers en instanties hebben al gelijkaardige of zelfs strengere voorstellen gedaan.

In 2009 was er ook de Seletun Scientific Statement waarin eveneens strengere blootstellingsnormen (0,25 V/m) naar voren werden geschoven.

Wij onderschrijven de BioInitiative/Seletun-normen en menen dat men hier ook in Vlaanderen/België naar moet streven. Wel zijn aanvullend nog speciale maatregelen nodig voor elektrogevoelige mensen, die klachten krijgen bij stralingsniveaus die ver onder de norm van 0,6 V/m liggen.

Een goede referentie zijn ook de richtlijnen gehanteerd in de 'bouwbiologie'. Zie de 'Building Biology Evaluation Guidelines 2015' (PDF). Meer achtergrondinformatie over deze richtlijnen hier.

Zie ook de website van de International Commission on the Biological Effects of Electromagnetic Fields.







Is een strengere norm technisch haalbaar?

Door een aantal relatief eenvoudige technische ingrepen kan men de stralingsniveaus verlagen tot 0,2 V/m (170 µW/m²) en zelfs 0,06 V/m (10 µW/m²). Het volstaat om de antennes hoger te plaatsen en ze te laten werken met een lager vermogen.

Meer informatie hierover is terug te vinden op de website van het Nederlandse Kennisplatform Veilig Mobiel Netwerk (2007).

 "Om de huidige patstelling in de discussie te doorbreken stellen wij voor om over te stappen op een moderner mobiel netwerk, zoals dat al bestaat op verschillende plaatsen in Europa.

De indruk is ontstaan van een onoverbrugbare tegenstelling tussen het economisch en sociaal belang van een goed mobiel netwerk en het waarborgen van een gezonde leefomgeving. Dit is echter een schijntegenstelling: de huidige stralingsniveaus zijn vele malen hoger dan nodig voor functionele mobiele netwerken: de meeste mobiele apparatuur functioneert al bij signaalsterktes in de orde van 0,0006 V/m (0,001 µW/m²).

Met een relatief kleine aanpassing van het netwerk (de hoogte van de masten en het wattage van de zenders) is het niet nodig dat enig burger in zijn of haar woning belast wordt boven de 0,2 V/m (100 µW/m²). Met een wat ingrijpender - maar nog steeds zeer goed doenbare -aanpassing (nog hogere zendmasten) is de maximale stralingsbelasting in praktisch alle woningen tot ruim beneden de 0,06 V/m (10 µW/m²) terug te brengen"

De huidige situatie:

kennisplatf_veilig_mob_netw_huidige_situatie

 Hoe het zou moeten zijn:

kennisplatf_veilig_mob_netw_hoe_het_zou_moeten

Bron: Kennisplatform Veilig Mobiel Netwerk

 

Onderscheid maken tussen netwerk binnenshuis en buitenshuis

Het mobiele netwerk van de toekomst zou zo gemaakt moeten worden dat zendantennes buitenshuis niet langer voor het bereik binnenshuis moeten zorgen. Het bereik/netwerk binnenshuis kan, indien gewenst door de bewoners/gebruikers, op een andere manier worden voorzien, bv. via wifi, LiFi, etc. Daardoor kunnen dan de zendantennes buitenshuis veel minder hard gaan ‘stralen’ en wordt ongewenste stralingsoverlast aanzienlijk beperkt.

Zie met name dit manifest (2019) voor het mobiele netwerk van de toekomst, van de Zwitserse organisatie 'frequencia':
https://web.archive.org/web/20210518103553/https://www.frequencia.ch/fr/2019/12/19/manifeste-pour-une-couverture-du-reseau-mobile-orientee-vers-lavenir-vers-une-restructuration-du-reseau-mobile-visant-une-reduction-de-lexposition-aux-rayonnements/.


Zie ook dit persbericht van het Zwitserse initiatief SaferPhone (2022):

"Ongeschikt netwerkconcept
 
Het huidige netwerkconcept voor mobiele telefonie is 30 jaar oud. Het is oorspronkelijk ontworpen voor mobiele communicatie buitenshuis. Tegenwoordig vindt meer dan 80% van de zogenaamde mobiele communicatie binnenshuis plaats. De verbinding wordt gemaakt via een antenne die zich buiten bevindt. De straling moet door muren, betonplaten en stralingsblokkerend glas dringen. Daarom stralen antennes zo sterk. Het is alsof we gedwongen worden om onze huizen, met de gordijnen dicht, te verlichten met enorm felle straatlantaarns."

Daarnaast moet ook nog opgemerkt worden dat hoe rationeler we gebruik maken van de gsm/smartphone, hoe minder zendantennes er nodig zijn en hoe minder krachtig deze moeten stralen.

Zo zou binnenshuis steeds een vaste telefoon gebruikt kunnen worden. De gsm is immers gemaakt om gebruikt te worden op verplaatsing.
 

Misverstanden over een strengere stralingsnorm

Naar aanleiding van de debatten over een strengere norm zijn de operatoren paniek beginnen zaaien over de onhaalbaarheid van strengere normen. Hiervoor gebruiken ze argumenten die foutief zijn, ongenuanceerd, of onvolledig:

"de kwaliteit van het netwerk zal verslechteren"
"er zijn veel meer antennes nodig"
"een strengere norm heeft een averechts effect op de gezondheid, omdat de gsm's zelf harder moeten stralen"

Een weerlegging van deze argumenten vindt u in de volgende persberichten van Beperk de Straling:

 

ICNIRP_in_concert 
Satire op de aanslepende desinformatie en wanpraktijken bij de International Commission of Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) en bij de Wereldgezondheidsorganisatie. Op de foto enkele hoofdrolspelers in de desinformatiecampagne (anno 2009).